Geluid in engste zin is de hoorbare verandering van de luchtdruk. Geluid kan ook in een ander medium optreden, bijvoorbeeld door drukwisselingen in water. In ruimere zin is geluid iedere verandering van de heersende statische atmosferische druk, al dan niet hoorbaar. Heel algemeen wordt onder geluid iedere verandering van de dichtheid van een elastisch medium verstaan. Geluid plant zich als een longitudinale golf van dichtheidswisselingen van het medium voort.
Geluid kan door mensen of dieren met een gehoororgaan worden waargenomen wanneer het trommelvlies van het oor in trilling wordt gebracht en het gehoororgaan deze trillingen verwerkt tot signalen die door en met de hersenen worden geïnterpreteerd.
Een geluidsbron veroorzaakt veranderingen in luchtdruk die zich in een golfbeweging door lucht voortbewegen. Wanneer zo'n geluidsgolf het trommelvlies bereikt, wordt dit aan het trillen gebracht in overeenstemming met de frequentie van de geluidsgolf.
Veranderingen in luchtdruk moeten bepaalde karakteristieken hebben om te worden waargenomen, zoals het uitoefenen van een voldoende druk op het trommelvlies met een bepaalde frequentie. Als het geluid te zacht is, kan het niet worden waargenomen, maar wel met meetapparatuur worden gemeten. Sommige luchtdrukveranderingen worden niet als geluid waargenomen, maar wel fysiek ervaren.
Geluid wordt gemeten met een microfoon. De geluidsgolf neemt ook energie met zich mee, maar die energie is relatief gering. Geluid wordt vaak afgebeeld als een sinusgolf, maar fysisch gezien is geluid in een medium als lucht of water een longitudinale golf: de golfbeweging heeft dezelfde richting als de voortplanting van de energie. De toppen van deze golf zijn de drukmaxima, de dalen van deze golf zijn de drukminima.
Een beeld in de optica ontstaat op de plaats waar de lichtstralen samenvallen die van een voorwerp afkomstig zijn en door een lens of een spiegel gebundeld zijn. Bij een voorwerp op voldoend grote afstand zal het beeld in het brandpunt van de lens gevormd worden, bij voorwerpen op kleinere afstanden zal het beeld verder van de lens af liggen. Idealiter worden alle punten in een voorwerpsvlak onvervormd weergegeven in een daarmee evenwijdig beeldvlak aan de andere kant van het optische afbeeldingssysteem; in de praktijk zullen er altijd allerlei soorten afbeeldingsfouten zijn. De uitdaging voor de ontwerper van een optisch systeem is die fouten zo klein mogelijk te maken.
In de meeste gevallen zal het beeld in een beeldvlak vallen dat min of meer cirkelvormig is. Afhankelijk van de toepassing kan er met het beeld het volgende gebeuren:
Een luchtbeeld kan bekeken worden met een tweede lens, een oculair. Dit wordt toegepast bij microscopen, verrekijkers en telescopen.
Het beeld kan op een vlak geprojecteerd worden, zoals bij een projector, beamer. Ook het matglas van spiegelreflexcamera's is een voorbeeld hiervan.
Het beeld kan op een sensor vallen:
In het oog valt het beeld van de ooglens op het netvlies
In de „chemische” fotografie valt het beeld op een film, waarna het door chemische bewerkingen permanent gemaakt kan worden.
In de „elektronische” fotografie kan het beeld door een beeldsensor omgezet worden, waarna het elektronisch bewerkt en opgeslagen kan worden als videobeeld of digitale foto.
(met dank aan Wikipedia)
Ziezo, met deze hele boterham om te behappen en de toestellen om geluid en beeld vast te leggen én te reproduceren die je
hier kan bekijken, zend ik jullie het hopelijk heerlijk weekend in!