Imitatie van de tijd
1300-1700
Op het einde van de dertiende eeuw werden de eerste mechanische uurwerken gemaakt. Het complexe mechanisme liet toe om de orde van de hemelsfeer op aarde te imiteren.
Een nieuwe orde in de stedelijke ruimte
De eerste mechanische uurwerken werden aan het eind van de dertiende eeuw waarschijnlijk in kloosters geconstrueerd, maar vanaf de veertiende eeuw doken er steeds meer uurwerken op in Europese steden. Een uurwerk werd snel gezien als een prestigeobject: elke stad moest er wel een hebben. In eerste instantie diende het uurwerk vaak enkel om een klok automatisch te laten luiden, maar al snel werd de wijzerplaat ook een vast attribuut.
Door de centrale plaats van deze publieke uurwerken was de tijd steeds aanwezig in de steden. Waar je ook was, je kon de regelmaat van de klokken horen. Verplaatste je jezelf door de stad, dan zag je vanuit steeds wisselende perspectieven de uurwijzer onverstoorbaar verder draaien. Ook wanneer de zon niet scheen of de sterren niet zichtbaar waren, bleef deze tijd zichtbaar. Het was een tijd die onder alle omstandigheden door iedereen gedeeld kon worden, en die op die manier mee de publieke ruimte van de stad kon vormgeven. Centraal in die ruimte stond een machine, een door de mens geconstrueerd artefact.
In deze gedeelde tijd kon het dagelijkse leven op een nieuwe manier georganiseerd worden. Het aantal gewerkte uren in loonarbeid, de begin- en einduren voor markten, de aanvang van lessen op school of bijeenkomsten van stedelijke raden: hoe verschillend hun aard ook was, allemaal konden ze bepaald worden door dezelfde klokken. Die definieerden zo één abstract kader waarbinnen alle menselijke activiteiten geplaatst konden worden.
De tijd die door deze klokken gemeten werd, hing niet af van de seizoenen. Het uurwerk trok zich immers niets aan van het feit of het zomer of winter was. Het mechanisme bleef steeds op dezelfde manier lopen. Aangezien de klokken van het publieke uurwerk door iedereen gehoord konden worden, was het ook niet langer noodzakelijk om zonsopgang en -ondergang als gedeelde ankerpunten te gebruiken. Als een gevolg hiervan werden de seizoensafhankelijke variabele uren steeds meer vervangen door de uniforme uren zoals rechtstreeks gemeten door het uurwerk. In een stedelijke context liep vanaf nu de tijd in de zomer even snel als in de winter.
De lengte van een uur zoals gemeten door het uurwerk was in principe overal even lang. De precisie waarmee die lengte werd afgemeten varieerde echter in hoge mate. De nauwkeurigheid was vaak niet beter dan een kwartier op een dag, en het uurwerk moest voortdurend opnieuw gelijkgezet worden met de zonnetijd. Zolang iedereen zich oriënteerde op hetzelfde publieke uurwerk veroorzaakte dat echter geen problemen. In de praktijk was de tijd van het uurwerk immers beperkt tot de ruimte die bepaald werd door de stadsmuren. In het landschap lagen als het ware verschillende eilanden van uurwerktijd.
Van de tentoonstelling In de ban van de tijd (klik) kan het e-book hier (klik) opgeladen worden en de foto's die we in deze zaal namen hier (klik) bekijken. Fijne nieuwe week allemaal!